Generatie 5 Wat hebben we te kiezen in onze keuzebiografie?

Vroeger kon je al uittekenen hoe jouw leven zou verlopen als meisje uit de arbeidersklasse of jongen uit de hogere burgerij. Tegenwoordig zouden we steeds meer een keuzebiografie hebben, waarbij levenslopen niet meer bepaald worden door een collectieve identiteit als gender of klasse. Mensen kunnen nu een eigen levenspad uitstippelen, maar dat stelt hen ook voor een nieuwe opdracht: je moet steeds bedenken wie je dan wilt zijn, wat voor leven jij wilt leiden. En dat betekent dat je steeds aan jezelf moet werken, steeds jezelf moet uitvinden en een uniek levenspad moet zien te maken (zie Generatie 4 Pak alles wat je kan).

Maar wat hebben we nu eigenlijk te kiezen in die keuzebiografie? Wat levert dit model ons op en wie varen daar wel bij? Keuzevrijheid kun je opvatten als zo weinig mogelijk beperkingen van buiten en zoveel mogelijk autonomie, maar in de woorden van Berlin heb je dan slechts negatieve vrijheid: negatief in de zin van afwezigheid van beperkingen. Maar dit levert geen echte vrijheid op. Daarvoor is positieve vrijheid nodig: een context die mensen in staat stelt zich te ontplooien. En juist die context, zie ook Akkerman[1], mag iedereen zelf uitzoeken. En dan nog is de vraag of we dan tot echt positieve keuzes kunnen komen. Er achter komen wat we ‘echt willen’, veronderstelt allereerst dat er zoiets als een juiste keuze gemaakt kan worden. En veel mensen vatten dat rationeel op: alsof je door goed te denken tot een rationeel juiste keuze kunt komen. Maar dat vergt zicht op alle alternatieven en alle uitkomsten, en dat zicht bestaat niet bij levenskeuzes. Je kunt onmogelijk alle studies bekijken en tegen elkaar afwegen. Ook al kan je dat wel, dan weet je nog steeds niet wat die keuzes je uiteindelijk zullen brengen. Dus zo blijf je dubben, afwegen. Een beslisboom maken, afwegen met plussen en minnen: het heeft allemaal weinig zin. En al maak je een keuze dan overheerst mogelijk het gevoel dat je heel veel andere dingen dus niet hebt gekozen, maar je zult nooit weten of die andere keuzes beter geweest zouden zijn. Kiezen in een context met eindeloze opties leidt vooral vaak tot negatieve keuzes, tot spijt en daarom tot de onmogelijke wens niet te kiezen en alles tegelijk te willen. Juist door de overvloed ervaren we schaarste: het is nooit genoeg en nooit goed genoeg.

Al vatten we ‘kiezen wat we echt willen’ meer als een intuïtief proces op van ‘echt weten’ en ‘diep voelen’, dan nog blijft de vraag of we dat contextloos kunnen doen. Hoeveel keuzevrijheid hebben mensen die heel ondernemend hip zzp-er zijn, maar eigenlijk geen andere keuze hebben? Jongeren die op hun twaalfde voorgesorteerd worden voor het vmbo en dan mogen ‘kiezen’ tussen ‘iets met mensen of iets met techniek’? En wat is keuzevrijheid als eigenlijk al vast staat wat voor mensen en wat voor levens in de media als ideaal worden voorgespiegeld? En zo blijft zich de vraag opdringen hoeveel keuzevrijheid we dan eigenlijk hebben. Daarover verschillen sociologen van mening[2].

Sommigen, zoals Castells en Giddens, benadrukken de bevrijding van mensen uit traditionele verbanden en sociale groepen. Zij zien zelf gevormde netwerken en zelf gekozen leefstijlen als nieuwe identiteitsbepalers. Bauman heeft daar ook veel over gezegd: omdat er geen vanzelfsprekende vaste verbanden meer zijn, moet je identiteitswerk verzetten. Dit in de hoop mensen met vergelijkbare identiteiten tegen te komen of te gaan horen bij de groep met een door jou gewenste identiteit. Wat mensen doen op sociale media kan dit niet beter illustreren. Instagram is één groot identiteitsproject: ‘Kijk eens wie ik ben, waar ik bij wil horen’. In bovengenoemde visie wordt zelfsturing (‘agency’) dus daadwerkelijk van groter belang.

Anderen zoals Beck stellen dat de zelfsturing is toegenomen, maar dat er ook nog veel sprake is van ‘sociale sturing’. Zo vormen onderwijs, arbeidsmarkt en verzorgingsstaat nieuwe sturingsmechanismen die de rol van collectieve identiteiten en traditionele instituties als kerk en gezin overnemen. Zo structureert bijvoorbeeld het onderwijs het leven van mensen. Ineens moet je naar school als je vier jaar bent en dat is dan nog heel veel jaren verplicht. En afgelegde schooltrajecten zijn steeds bepalender voor de verdere levensloop (path dependency). Maar wat ook een feit blijft: iemands schoolloopbaan, zeker het begin daarvan, blijft nog steeds sterk bepaald door de opleiding van zijn of haar ouders (zie artikel Passend onderwijs vergroot tweedeling). Deze sturing door bijvoorbeeld onderwijs en arbeid gebeurt niet meer door het opleggen van beperkingen of voorschrijven van collectieve rollen, maar juist door een beroep te doen op het nemen van eigen verantwoordelijkheid en maken van eigen keuzes (Elias benoemde dit als proces van Fremdzwang naar Selbstzwang). Zo krijgen jongeren in het onderwijs te horen dat ze hun eigen leren mogen sturen, dat het belangrijk is om manager van je eigen leerproces te zijn, want ‘alleen zo zouden mensen pas echt leren’. Maar dát ze manager van hun leerproces zijn, dát is dus door het onderwijs ‘voorgeschreven’. Sociologen (zie bijvoorbeeld Coser) spreken ook wel over gulzige instituties zoals de overheid, reclame en sociale media die ons van allerlei moois voorspiegelen en zo nieuwe modes in het leven roepen.

En dan zijn er ook nog sociologen die stellen dat de zelfsturing helemaal niet is toegenomen. Ze zien in de keuzebiografie niet meer dan een nieuwe moraal, een aangeleerde zelfideologie (Elchardus). En daar zit hem nu precies de kneep: de keuze is dus niet afgedwongen, maar zelf opgelegd, een eigen illusie, maar daarmee de ultieme vorm van disciplinering (Elias en Foucault hebben hierover de standaardwerken geschreven). Aan zelfdisciplinering kun je namelijk niet ontsnappen en je voelt je mislukt als je deze zelfdisciplinering even niet volhoudt. Wie kent niet het gevoel van falen bij een mislukte sportschoolpoging, het toch weer gaan roken, het niet volhouden van een dubbele baan?

Kortom: mensen hebben vooral het gevoel dat ze hun eigen succes of falen bepalen. Want ook al zijn de kansen in het leven niet gelijk verdeeld, het zicht verdwijnt op de rol van toeval en op de nog steeds sterke sociale bepaaldheid van ons leven. Het is niet voor niets dat de opkomst van het creëren van een eigen leven hand in hand ging met de opkomst van de positieve psychologie en het onzichtbaar worden van de sociologie. Hoe vrij zijn we, wat betekent zelfcreatie als we niet de mogelijkheden hebben veel zelf te kiezen? En: hoe vrij zijn we nu echt in onze zelfcreatie als de norm is dat we succesvol moeten zijn. En als ook vast staat wat succesvol zijn betekent: ondernemend, flexibel, sportief, gezond levend, uitdagingen zoekend enzovoort. Kortom: is het nu ‘echt mijn eigen keuze’, of praten we elkaar onbewust na zoals in de scene van Monty Python’s Life of Brian: We are all individuals?

Hoe krijgen we dan grip op ons leven? In generatie 6 hou ik een pleidooi om niet naar ‘binnen’ te kijken, maar juist de blik naar buiten te richten.

[1] Akkerman, S. (2018). Voortaan ging het nergens meer over. In: S. Knepper & F. van den Bosch (red.). De vrijheidsillusie. Meppel: BOOM.

[2] Dit stuk is gebaseerd op de bronnen die ik hiervoor onderzocht heb in mijn proefschrift De Nieuwe Leerder.

Generatie 5 Wat hebben we te kiezen in onze keuzebiografie?
Schuiven naar boven