Generatie 3 Een nieuwe klimaatgeneratie? Flexgeneratie?

Misschien wordt klimaatspijbelaars wel het woord van 2019. Er is zelfs al een klimaatgeneratie gesignaleerd. Maar als het zo uitkomt, dan noemen we jongeren ook flexgeneratie of Millenials. Wat moeten we wel en wat niet doen met het begrip generatie? Daar sta ik in dit artikel bij stil.

Bekijk maar eens de media en je ziet dat het woord generatie snel genoemd is in een artikel of een gesprek. Dat geldt ook voor allerlei typeringen van een generatie. Maar dat noemen gaat veel te snel. En dat heeft met veel meer te maken dan alleen het ontbreken van empirische evidentie van het bestaan van generaties. Dat is eigenlijk helemaal niet zo belangrijk. Maar daar kom ik straks op. Vaak wordt er over generaties gesproken als een vast omgrensde groep die ‘in het echt’ bestaat. Een groep waarvan we het begin en einde ‘weten’. Zo is er onlangs al weer een nieuwe generatie gesignaleerd, Generatie Alpha. Deze generatie zou geboren zijn in 2016 en blijkbaar is het ‘einde’ van deze generatie ook al bekend: geboren tot 2030. Alleen al het op voorhand ‘weten’ van het laatste geboortejaar van een generatie tart elk gevoel voor historisch besef. Een generatie wordt geassocieerd met het opgroeien in een historisch specifieke tijd (en plaats), bijvoorbeeld de wederopbouwperiode in Nederland. Dan kun je dus niet weten uit hoeveel geboortecohorten een generatie bestaat en dat op voorhand ‘voorspellen’. Breekt er in 2030 een nieuwe historische periode aan? Bovendien voltrekken historische veranderingen zich meestal geleidelijk. Er zijn dan helemaal niet van die scherpe breuklijnen aan te wijzen. Dus ook achteraf is het moeilijk om aan te geven wanneer een generatie ‘stopt’ en een nieuwe begint .

En daar komt nog bij dat het begrip generaties onlosmakelijk verbonden is met twee andere begrippen. Het blijft allereerst de vraag of we praten over generatie of gewoon over levensfase. Bij levensfase gaat het om jongeren versus hun ouders, om jeugd versus volwassenen. Kortom: verschillen die veranderen als mensen ouder worden. Generaties zijn iets anders: een groep mensen die anders is en blijft omdat ze in een andere tijd is opgegroeid. Ten tweede hebben we ook nog zoiets als periode-effecten. Heftige gebeurtenissen die iedereen raken, zoals 9/11, de economische crisis van de afgelopen jaren, de opkomst van conservatieve populisten. Hierbij valt op dat jongeren een seismograaf functie hebben: ze slaan nog net iets meer uit (zie hoe bijvoorbeeld de politieke partij die wint bij de verkiezingen onder jongeren meestal nog meer wint).
Het is moeilijk, zo niet onmogelijk, ook in onderzoek, om deze drie verschillende effecten te onderscheiden. Daardoor raakt de generatiediscussie nog meer versluierd. Behalve de verstrengeling van deze drie effecten, zijn er natuurlijk nog meer dingen die op mensen van invloed zijn. Bijvoorbeeld de sociale groep waarin ze opgroeien. Er zijn grote verschillen tussen jongeren en niet in de laatste plaats door grote opleidingsverschillen tussen hun ouders en (vaak daarmee samenhangend) tussen jongeren zelf.

Betekent dit alles dat het generatiebegrip dan maar van tafel moet?
Ik wil een pleidooi houden om dat juist niet te doen. We moeten alleen wel op een andere manier over generaties gaan praten, aan andere dingen aandacht geven. Juist hierbij kunnen we dan van leren van de grondlegger van het historische generatiebegrip, Karl Mannheim. Hij onderscheidt drie lagen in het generatiebegrip.

Hij spreekt over generatielocatie: clusters van geboortecohorten die in een zelfde periode en een zelfde sociaal-culturele ruimte opgroeien. Zo’n cluster is een potentiële generatie, maar wordt pas een echte generatie als mensen zich bewust zijn in een zelfde periode te zijn opgegroeid, waardoor ze een gemeenschappelijk lot dragen. Als mensen dus ook een generatie-identiteit ontwikkelen.

Generatie-identiteit of bewustzijn is dus de tweede laag in het generatiebegrip. Ons onderzoek laat zien dat het generatiebewustzijn in Nederland al jarenlang heel sterk is. Overgrote meerderheden rekenen zich tot een generatie en noemen als generatiekenmerken inderdaad gebeurtenissen uit de tijd waarin ze opgroeiden. Mensen geven geen eenduidige typering en afgrenzing van generaties: ze hanteren veel verschillende generatienamen, geven verschillende kenmerken en gaan daarbij regelmatig over de door wetenschap en media aangegeven grenzen van hun generatie heen. Hoe ouder de generatie des te sterker het generatiebesef en des te meer mensen een eenduidige typering geven. De jongste en oudste generatie geven vaak een leeftijdsbetekenis. Ze noemen zich de generatie van jongeren of ouderen. Hoewel overgrote meerderheden zich tot een generatie rekenen, zien mensen weinig grote verschillen tussen generaties, ook als die verschillen er objectief wel zijn. Generatieverschillen ervaren mensen niet op identiteitsvlak en daarmee verbonden culturele keuzes voor bijvoorbeeld muziek of manieren van leven. Maar ze ervaren vooral verschillen op het terrein van collectieve voorzieningen en pensioenen in het bijzonder. Zie hier dat we niet moeten vergeten dat in tijden van identiteitspolitiek we juist oog moeten hebben voor sociaal-economische kansen van groepen en niet (alleen) voor sociaal-culturele kenmerken van groepen, zoals ook Ewald Engelen in zijn werk centraal stelt .

Terug naar Mannheim en zijn derde niveau in het generatiebegrip: de generatie-eenheid. Ook hij zag dat niet iedereen op dezelfde manier zal reageren op gedeelde ervaringen. Sociale achtergrond en gender maken bijvoorbeeld verschillen. Soms ontstaan er binnen een generatie echte groepen die zich op een opvallende manier presenteren en die een specifiek antwoord geven op de generatie-ervaringen. Juist zo’n groep geeft de generatie een naam en kan volgens Mannheim misschien voor veranderingen zorgen. De meerderheid van een generatie rekent zich misschien wel tot die generatie, maar hoort niet tot die voorhoede en heeft daar dan ook weinig kenmerken van. Net zoals de meeste babyboomers geen protest-voorhoede waren, zijn de meeste generatie Y-ers geen Einsteintjes.
Mannheim verstond onder een generatie-eenheid een elite die nieuwe oplossingen bedacht voor nieuwe problemen en zag dit vooral voor een artistieke elite weggelegd die ‘buiten de orde’ zou kunnen denken. Een elite die met haar visie een politiek-ideologisch verzet zou plegen tegen oudere generaties. Het positieve verhaal over de Y-generatie is het verhaal over zo’n voorhoede. Maar deze groep verwijst niet echt naar een politieke ‘verzets’groep. Het is eerder een leerelite die experimenteert met nieuwe leer- en werkculturen als antwoord op ontwikkelingen die te maken hebben met individualisering, informatisering, internationalisering. In andere artikelen ga ik verder op deze groep in.

Ondanks al deze bezwaren en nuanceringen moet het generatiebegrip toch niet overboord. Hoewel er geen daadwerkelijke generaties te onderscheiden zijn, is er dus een vrij sterk generatiebewustzijn: mensen identificeren zich met een bepaalde groep, een groep die in een specifieke periode is opgegroeid. Generaties hebben dus een belangrijke identificatiefunctie voor individuen. Ik zie het bij mijn studenten, hoe ze enthousiast raken als ze aan ‘hun tijd van opgroeien’ terugdenken en elkaar daarin herkennen. Maar je ziet het bijvoorbeeld ook bij de 40Up dansfeesten.

Het idee van generatievoorhoedes maken generaties tot maatschappelijke metafoor voor historische verandering. Alleen: die verandering gaat dus niet zo van de ene op de andere dag, via de ene voorhoede naar de volgende voorhoede. Recenter onderzoek wijst op het belang van interactie tussen de voorhoedes van verschillende generaties. Zo hebben de elites van de jaren vijftig al veranderingen in gang gezet en de babyboomjeugd verder gefaciliteerd. De gezichten van de babyboom toen waren mensen uit een eerdere generatie, geboren in de jaren dertig, zoals Ramses Shaffy, Rookmagiër Robert-Jasper Grootveld, Simon Vinkenoog. Met het door de babyboom in gang gezette protest, de democratisering en individualisering werd de voorhoede van de jaren tachtig mogelijk: generatie X. Zij gaven een rauwere vorm aan de Ban de bom- en de kraakbeweging dan de zachtaardige hippies. Het was ook de generatie die voor het eerst geconfronteerd werd met veel meer mogelijkheden om je eigen leven vorm te geven in plaats van de standaardlevensloop te volgen. De voorhoede, vooral dus in punk- en kraakcircuit, was de groep die – deels noodgedwongen door de economische crisis – ging experimenteren met die keuzebiografie. Het opzetten van eigen leerwerkculturen via eigen alternatieve bedrijfjes in nieuwe niches, zoals later ook de experimentele computerwereld. Zij waren dus eigenlijk de wegbereiders van de Y-generatie: een niet meer zo ideologisch geladen voorhoede, waarbij het nu gaat om het optimaal benutten van de keuzebiografie. Ook zijn nieuwe werkculturen de norm aan het worden. Lees daarvoor de andere artikelen over de nieuwe leer- en werkelite. Generatie X was hiervan dus de voorbereider, de babyboomouders geven hun kinderen de concrete stimulans en financiële middelen hiervoor.

Met mijn verhaal wilde ik laten zien dat we dus niet te snel over wezenskenmerken van een groep moeten praten, zoals ‘de jongere generatie’. Maar dat we wel mensen zelf aan het woord moeten laten over generaties, omdat gedeelde generatie-ervaringen mensen identiteit verschaffen. Zo komen we te weten welke beelden generaties over elkaar hebben. En juist die beelden zijn ‘waar’ in de beleving en beïnvloeden zo het handelen van mensen. Zoals het uit 1923 stammende Thomas theorema het uitdrukt If men define situations as real, they are real in their consequences.
Omdat generaties vooral verschillen in kansen tussen generaties zien, zouden we daar vooral het gesprek over kunnen voeren. De komende tijd gaat het vooral om de vraag of jongere generaties in staat zullen zijn om aan dat keuzeleven vorm te kunnen geven, en hoe tegelijk voorkomen kan worden dat iedereen maar zijn eigen boontjes moet doppen. En dan komt het ook aan op solidariteit tussen generaties. Alleen dan kunnen bijvoorbeeld pensioenen en andere collectieve voorzieningen blijven bestaan. En wie betaalt de rekening van de duurzaamheidsagenda? Een generatiethema bij uitstek. Belangrijk is het om dan te letten op voorhoedes in interactie met hun wegbereiders: de klimaatspijbelaars vormen hiervoor een mooie casus. In andere artikelen schrijf ik daar verder over.

Generatie 3 Een nieuwe klimaatgeneratie? Flexgeneratie?
Schuiven naar boven