Generatie 6 Grip op je leven in de prestatiesamenleving: naar buiten kijken

Steeds als ik in een boekwinkel kom verbaas ik me over de enorme berg aan zelfhulpboeken die gericht zijn op het vinden van ‘je ware zelf’ om zo ‘uit je dip’ te komen. En ze blijven blijkbaar allemaal goed verkopen. Allemaal boeken die inspelen op gevoelens van onrust, onvrede, depressie, burn out die blijkbaar veel mensen ervaren. Het is maar de vraag of de blik op ons binnenste wel de juiste oplossingsrichting is. Anders zouden er niet steeds weer nieuwe boeken over hoeven bij te komen. Zelfhulpboeken zijn eigenlijk te vergelijken met dieetboeken: ze helpen hoogstens tijdelijk.

In artikel Generatie 4 legde ik de relatie tussen de prestatiesamenleving en burn out: we leven in een tijd waarin ons heel subtiel de norm wordt ingeprent dat we zelf een uniek pad moeten uitstippelen en alles uit het leven moeten halen. Hiermee is de eigen biografie tot hoofdthema van iemands leven geworden: mensen vragen zich voortdurend af of hun leven goed genoeg is en welke stappen ze (zouden) moeten zetten. Mensen ervaren zich hierdoor als zelfmanagers, biografische ondernemers. Parallel daaraan lijkt ook de zoektocht naar het ware zelf tot norm verheven: een blik naar binnen. Regisseur zijn van je leven veronderstelt immers zelfkennis. De ontwikkeling van het ‘eigen ik’ wordt de belangrijkste levensopdracht: pas als je weet wie je ‘werkelijk’ bent, weet je welke keuzes je moet maken.   

Maar, vroeg ik me in artikel Generatie 5 af, wat hebben we nu eigenlijk te kiezen in de keuzebiografie en wat levert die keuze ons op? Duidelijk is dat er heel veel vraagtekens bij de vrije keuze gezet kunnen worden. Sociologen laten zien dat bovendien ook het zelf mede sociaal bepaald is. Christien Brinkgreve heeft in het boek De ogen van de ander (2009) uitgebreid geschreven over de sociale en historische bepaaldheid van het zelf. Het zelf is sociaal bepaald, want een belichaming van onze ervaringen (een habitus zoals Bourdieu dat noemt). En het is een belichaming van blikken van de ander. Het zelfgevoel is een weerspiegeling van het beeld van anderen en wat we denken dat het beeld van anderen is (Cooley spreekt over het ‘looking glass self’, Mead over de ‘generalized other’). Het oordeel van de ander is onlosmakelijk van ons zelfoordeel.

Het zelf is ook in tijd en plaats gelokaliseerd: andere tijden, andere zelven. In de Griekse oudheid betekende zelfkennis jezelf ontwikkelen tot een goed burger in het openbare leven. Al gold dat toen alleen voor de vrije Griekse mannen en niet voor slaven en vrouwen. Volgens filosofen als Plato en Socrates kun je je alleen tot goede burger ontwikkelen in dialoog met de ander. Het idee van een zelf als iets dat afgegrensd is van het collectief en de publieke ruimte is vooral een Verlichingsideaal. Hoe we praten over het zelf verandert dus door de tijd. Wat we nu een innerlijk conflict noemen, noemden we vroeger bijvoorbeeld een strijd tegen demonen of een strijd tegen onze lusten. Nu is het begrip agency in: jouw eigen aandeel, hoe neem jij jouw lot in handen. En hiermee zijn we weer terug bij de keuzebiografie. Het gaat er om hoe jij de kansen in het leven pakt, jouw leven naar jouw hand zet. Het gaat om zelfmanagement, waarbij je via gerichte stappen werkt aan een verre toekomst. waarin het aankomt op het maken van de juiste keuzes met het oog op een nog niet te kennen toekomst. Dit betekent ook dat we het heden laten ‘koloniseren’ door de onbekende toekomst. ‘Agency’ is een dwingend ideaal, maar geen absolute werkelijkheid.

Het is duidelijk dat we de hoeveelheid keuzevrijheid moeten nuanceren. En ook het zelf minder als een autonome harde kern en meer als een sociaal gevormd en steeds veranderend fenomeen moeten zien. Minder de blik naar binnen op zoek naar een ‘weggestopt ware zelf’ dus. Maar zo kijken is ‘uit’, is niet meer ‘de norm’ en daarmee verdwijnt het zicht op de rol van toeval en op de nog steeds sterke sociale bepaaldheid van ons leven. En dat heeft nogal wat consequenties. We leggen onszelf een onmogelijke prestatiedruk op. Dát is de kern van de prestatiemaatschappij: we dwingen onszelf tot de onmogelijke opgave een uniek leven te leiden waarbij we ‘alles uit het leven’ halen vanuit onze zelf gevonden ‘ware kern’ en waarbij we alles zien als eigen keuze. Kiezen in een context met eindeloze opties leidt vooral vaak tot negatieve keuzes, tot spijt en daarom tot de onmogelijke wens niet te kiezen en alles tegelijk te willen. Juist door de overvloed ervaren we schaarste: het is nooit genoeg en nooit goed genoeg. Maar omdat we alles als eigen keuze opvatten, ons zelf als de zelfmanager zien, is falen dus ook een keuze. En we falen altijd, want misschien was die witte jurk toch leuker dan die zwarte, was onze vorige relatie toch diepgaander dan onze huidige, heeft jouw vriendin eigenlijk toch een leukere baan, zou je best meer kunnen sporten en minder kunnen eten en zou je ook vaker met je rugzak door Nepal moeten wandelen.

Dit alles rechtvaardigt de vraag hoe goed het liberale levensloopmodel eigenlijk is voor mensen. Ouderen kunnen in dit model alleen maar terugkijken op herinneringen, met spijt ‘want niet alles uit het leven gehaald’ of juist dankbaarheid, omdat het ze wel is gelukt ‘er alles uit te halen’. Kinderen kunnen niet vroeg genoeg beginnen met hun levensplanning. De keuze van een basisschool is tegenwoordig al een cruciaal life event. ‘Altijd aan jezelf werken, aan life planning doen’, dat is wat nu het onderwijs van ons vraagt, maar ook het werk, de sportschool, de vriendenkring, de sociale media. In alle leefwerelden moeten we de unieke ondernemende zelfmanager zijn. Mensen hebben zich van alles bevrijd, maar tegelijk dwalen ze rond in de talloze keuzeopties en is het niet werken aan jezelf tot probleem verworden. De hoeveelheid keuzes, ook levenskeuzes, zijn niet meer te overzien en dat maakt dat mensen niet meer kunnen kiezen en juist alles willen. Meer keuzes betekent dus vaak meer doen of soms juist het tegendeel: niets meer willen doen (time out). Hoeveel mensen kunnen de biografische constructiedruk niet aan en raken geestelijk en lichamelijk opgebrand van het altijd maar aan jezelf werken terwijl de hoeveelheid keuzes eindeloos zijn? Het is niet voor niets dat we daar nu ook ineens een naam voor hebben, met psychische diagnoses als depressie en burn out. Zeker, die ziektes bestaan, mensen hebben er zwaar last van. Maar de ziektes hebben ook een positieve functie. Die diagnoses kunnen ons falen dan nog enigszins legitimeren. En dat geeft op zich al rust. ‘Ik heb iets’ is een stap naar ‘En wat kan ik er dan aan doen?’.

Het bovenstaande laat zien dat die stap naar ‘Wat kan ik er aan doen?’ een blik naar buiten moet betekenen. Dat ‘jouw ziekte’ ook een maatschappelijk verschijnsel is en dat je er zo anders tegenaan kunt kijken. Namelijk dat je tegen de grenzen aanloopt van het liberale levensloopmodel, het ondernemende zelf met een oneindige hoeveelheid keuzeopties. Terwijl dat liberale levensloopideaal van het ondernemende zelf niet ‘de waarheid’ is, maar een maatschappelijk bedenksel dat we door ons continu met anderen te vergelijken samen in stand houden. Zo ontstaat er ruimte voor andere levensloopmodellen. Is het leven een eigen onderneming waarin we steeds opnieuw ‘vanuit onze kern’ keuzes moeten maken? Of zien we het leven als een weg met hobbels, ontsporingen en tijdelijke stilstand? Of misschien als een cirkel die we lopen en waar we weinig vat op hebben? Ook dat is een keuze: welk levensloopmodel spreekt jou aan?

Levensloopidealen zijn dus maatschappelijke bedenksels. Door zicht te krijgen op de invloed van de context, ontstaat grip op de context en daarmee ruimte om jouw plek daarin te definiëren. Dan wordt ook zichtbaar dat levenskeuzes veel minder te plannen zijn en veel minder vrij en rationeel zijn dan we denken. Levenskeuzes zijn een door en door sociaal proces, waarin de kansen niet voor iedereen gelijk zijn (zie ook dit artikel over tweedeling). Keuzes zijn namelijk vooral afhankelijk van onze ervaringen. Die ervaringen zijn op hun beurt gekoppeld aan sociale contexten en netwerken waarin we verkeren. In wat voor tijd in wat voor soort buurt en school groei jij op, met wat voor soort familie en vrienden? Welke keuzes krijg jij daardoor voorgeleefd? Juist door die context en netwerken te bekijken kun je beter relativeren en accepteren hoe je leven is gelopen. Maar je kunt juist op deze manier ook meer grip op je leven krijgen. Dan zie je wat je wél kunt veranderen. Dan zie je dat je niet moet blijven nadenken over ‘juiste keuzes’. Er is geen juiste keuze en alle opties die er zijn en die in je hoofd voorbij komen zijn nooit allemaal te realiseren. Het zijn veel meer heel subtiel opgelegde normen geworden die door sociale media nog sterker en constant gevoeld worden. Elke seconde kun je even peilen wat anderen kiezen: de druk van de sociale vergelijking maakt de keuzestress en gevoelens iets verkeerd te kiezen, iets te missen, alleen maar zwaarder. Maar dat is dus een maatschappelijk ontstaan, context gebonden probleem.

Zicht krijgen en daarmee grip krijgen op de context maakt ook duidelijk hoe het zelf door allerlei sociale ervaringen is gevormd. Dat zicht is verdwenen in een tijd waarin ‘Jezelf zijn’ het devies is. Psychologisering heeft er toe geleid dat we zijn gaan denken in termen van een waar zelf versus een mogelijk verkeerd zelf, een zelf dat we moeten ophouden, een zelf dat ons ware zelf verloochent. Ook bij mijn studenten zie ik dat ze veel moeite hebben het zelf op te vatten als een belichaming van onze ervaringen en van oordelen van anderen en hoezeer ons zelfbeeld te maken heeft met een vergelijking met anderen. Maar als we dat wel zien, dan kunnen we ook beter accepteren dat we twijfelen, dat we letterlijk meerdere en vaak tegenstrijdige stemmen in ons hoofd horen. ‘Je moet toch carrière blijven maken om succesvol te zijn, maar je hoort ook te relaxen met je vrienden op het terras’, ‘Kinderen krijgen is vast heel mooi, maar hoe gaat dat samen met wereldreizen?’. Het zelf is een meerstemmig zelf waarbij opvattingen over hoe te leven tot een innerlijke dialoog zijn geworden (zie het eerder genoemde boek van Brinkgreve). Het zijn de stemmen van de anderen, de verhalen uit onze tijd en de vele vaak tegenstrijdige verwachtingen die daarin doorklinken. Ambivalenties en tegenstrijdigheden in ons zelf zijn dus niet iets ‘zieks’, iets wat we moeten oplossen, maar iets dat volkomen logisch is.

Het lijkt of steeds meer mensen aanvoelen dat we er met ‘in tien stappen naar jouw kern’-plannen er ook niet komen. Het blijft een cirkeltje lopen: een uniek levenspad uitstippelen vraagt er om te weten wie je bent, maar als je dat niet weet dan moet je volgens de psychologische zelfhulpboeken op zoek naar wie je bent, naar je dromen en wensen. De blik naar binnen dus. En een cirkel: je blijft steeds terugkomen op de vraag ‘Wat wil ik dan’, terwijl dat nu precies ook het probleem zelf is: je hebt geen idee waar je die ware kern moet zoeken en bent opgebrand van het zoeken naar die kern. Kortom: hoewel de psychologie inzicht kan geven in de mechanismen achter je gedrag, biedt de psychologie met de blik naar binnen geen perspectief op de toekomst.

Juist in het besef dat die keuzevrijheid betrekkelijk is en dat ‘alles uit het leven halen’ een ‘opgedrongen’ sociale constructie is, ligt de uitweg uit de keuzebiografische druk die steeds meer (in de media vooral: jongvolwassen) mensen ervaren[1]. Ik heb het idee dat we op een moment van omkering staan. Ik zie het vooral bij jonge voorhoedes (zie artikel Generatie 3 over voorhoedes). Het zijn vooral hoger opgeleide jongvolwassenen, de nieuwe culturele elite vooral, die zaken als depressie en burn-out op de agenda zetten. Zie de talloze autobiografieën die hierover verschenen, zoals het boek en de artikelenreeks in De Correspondent van Bregje Hofstede en de documentaire In de mentale kreukels van Sophie Hilbrand.

Waarom zijn ze nu als voorhoede te bestempelen (zie Generatie 3 over voorhoedes)? Ze lopen niet meer onbewust slaafs achter een opgedrongen ideaal aan. Ze maken zichtbaar dat het een opgedrongen ideaal is en dat je dus ook andere keuzes kunt maken: je mag minder perfect zijn, je mag fouten maken, keuzes zijn niet zo belangrijk. Het niet kunnen voldoen aan de keuzedruk interpreteren ze niet als ‘ik heb gefaald’, maar als ‘ik wil het anders in mijn leven’. Ze geven dus een maatschappelijke én positieve betekenis aan het niet kunnen omgaan met alle keuzestress (zie bijvoorbeeld ook De prestatiegeneratie van Jeroen van Baar, 2014). En de paradox is dat ze daarmee ze uiteindelijk toch weer voldoen aan het voorgestane beeld van de zelfmanager die zijn eigen levenspad regisseert. En dat is precies de reden om over hen in termen van voorhoedes te spreken: wat in eerste instantie lijkt op een mislukking, wat anderen bij zichzelf misschien benoemen als ‘ik kan het niet, ik ben een looser’ weten zij in een sluitend verhaal om te draaien richting de gewenste norm: zij blijven de regisseur van hun eigen leven. En hun verhalen stralen uit dat ze regisseur in ultieme zin zijn: zij brengen hun leven als ‘ik heb tenminste echt zelf keuzes gemaakt, ook als ze tegen de stroom ingaan’. Tegelijk stellen ze ook de norm bij als het gaat om wat een uniek leven is. Dat is niet meer alles willen en altijd ‘aan’ staan, maar regisseur zijn van je eigen leven betekent ook stilstaan, rust nemen,.. een uniek zelf is geen perfecte machine. En hiermee zijn ze tegelijk weer de trendsetters van een nieuwe norm over hoe te leven.

Door hun probleem maatschappelijk te maken brengen ze ook andere ‘oplossingen’ in beeld dan de blik naar binnen te richten en lessen uit de positieve psychologie te hanteren. Ze zoeken allemaal hun toevlucht tot filosofen, sociologen en kunsten. Zie hoezeer publieksfilosofen nu in de belangstelling staan, zoals Stine Jensen, Rob Wijnberg en Lammert Kamphuis. Er zijn zelfs weer voorzichtige pleidooien voor de sociologie (Mark van Ostaijen is een mooi voorbeeld). Woorden als neerwaartse mobiliteit, intergenerationele solidariteit, de betekenis van thuis, werk en vrije tijd, de paradox van de keuzebiografie: allemaal zaken die levensverhalen van nu sociologisch inzichtelijk kunnen maken. En hoe beter we de wereld om ons heen kunnen begrijpen, des te beter we die wereld en ons eigen leven kunnen accepteren, des te beter we ook zien wat we wél zelf kunnen veranderen en des te meer we zien hoezeer we van anderen afhankelijk zijn om tot ontplooiing te komen. Daar moet de heling van komen. Aan dit soort invalshoeken en hoe je daarmee je leven betekenisvoller kan maken geef ik in volgende artikelen aandacht. De blik naar buiten dus.

[1] Dehue, T. (2018). De paradox van de verplichte vrijheid. In: S. Knepper & F. van den Bosch (red.). De vrijheidsillusie. Meppel: BOOM.

Generatie 6 Grip op je leven in de prestatiesamenleving: naar buiten kijken
Schuiven naar boven