‘Ongeluk hoort erbij’ was de paginagrote kop in de Volkskrant van 30 maart 2019 gevolgd door drie pagina’s interview met de sterpsychiater Dirk de Wachter. De tijd lijkt rijp voor een andere manier van kijken naar de enorme toename van burn out en depressie die gesignaleerd wordt. Die andere manier van kijken houdt in dat de toename van dergelijke ziektes aan de sociaal-historische context gerelateerd wordt: mensen worden ziek van een onmogelijk levensloopideaal, maar zien niet dat dit een maatschappelijk bedacht ideaal is waar je dus ook afstand van kunt nemen. Een ideaal waarin keuzes, prestaties en zelfmanagement de trefwoorden zijn. Niet de mensen zijn ziek, maar de maatschappij is ziek.
De kern van de prestatiemaatschappij is niet dat we gedwongen worden tot, maar dat we onszelf dwingen tot de onmogelijke opgave een uniek leven te leiden waarbij we ‘alles uit het leven’ halen vanuit onze zelf gevonden ‘ware kern’ en waarbij we alles zien als eigen keuze. Kiezen in een context met eindeloze opties leidt tot een enorme keuzedruk: hoe meer keuzes des te meer kans we hebben om het verkeerde te kiezen en hoe groter het gevoel van ‘fear of missing out’. Juist door de overvloed ervaren we schaarste: het is nooit genoeg en nooit goed genoeg. En dat leidt weer tot de onmogelijke wens niet te kiezen en alles tegelijk te willen, alle opties open te houden. Denk aan het eindeloos switchen van studie en baan, daarnaast ook zzp-er willen zijn en reizen willen maken, aan het hebben van meerdere relaties naast elkaar en tegelijk continu Tinderen. Of mensen komen uit op het andere uiterste: niets meer willen behalve een gehele time out en heel veel slapen. Als we alles als eigen keuze opvatten, ons als zelfmanager zien, is falen dus ook een keuze. En we falen altijd, want misschien was die witte jurk toch leuker dan die zwarte, was onze vorige relatie toch diepgaander dan onze huidige, heeft jouw vriendin eigenlijk toch een leukere baan, zou je best meer kunnen sporten en minder kunnen eten en zou je ook vaker met je rugzak door Nepal moeten wandelen.
Dit alles maakt het leven van veel mensen tot een ambivalent project. De keuzevrijheid maakt dat we (en jongeren mogelijk in nog sterkere mate) gewend zijn aan autonomie en aan steeds iets nieuws. Sociale media hebben dit proces nog meer versterkt: de mogelijkheid tot instante bevrediging en een in tijd en ruimte oneindige constante zoektocht naar de ‘perfecte keuze’. Keerzijde van de medaille is de onzekerheid, de angst het verkeerde te kiezen en je steeds te vergelijken met anderen die het in jouw ogen beter doen. En die keerzijde leidt tot de behoefte aan houvast en het verlangen naar positieve feedback dat we het juiste doen en het perfect doen. En die keerzijde roept ook verlangens op naar rust, naar een diepere bevrediging dan het constante onrustige zoeken naar nieuwe prikkels. Maar zolang dergelijke symptomen als een zuiver psychologisch, individueel ‘probleem’ gezien blijven worden, los van de sociaal-historische context waarin ze ontstaan, blijven de wachtkamers van de geestelijke gezondheidszorgers vol zitten. En het regime van de DSM dwingt deze zorgers om symptomen terug te voeren op individuele stoornissen die in het brein te lokaliseren vallen (zie de uitgebreide analyse van Bert van den Bergh in De schaduw van de zwarte hond uit 2019).
Het is niet voor niets dat tegenkrachten als De Wachter maar ook een voorhoede van jonge culturele makers zichtbaar maken dat lege en depressieve gevoelens van mensen te maken hebben met het opgedrongen levensideaal. Vooral de jonge voorhoede (zie generatie 6) maakt duidelijk dat je dus ook andere keuzes kunt maken: je mag minder perfect zijn, je mag fouten maken, keuzes zijn niet zo belangrijk. Het niet kunnen voldoen aan de keuzedruk interpreteren ze niet als ‘ik heb gefaald’, maar als ‘ik wil het anders in mijn leven’. Ze geven dus een maatschappelijke én positieve betekenis aan het niet kunnen omgaan met alle keuzestress. En de paradox is dat ze daarmee uiteindelijk toch weer voldoen aan het voorgestane beeld van de zelfmanager die zijn eigen levenspad regisseert. Tegelijk stellen ze ook de norm bij als het gaat om wat een uniek leven is. Dat is niet meer alles willen en altijd ‘aan’ staan. Regisseur zijn van je eigen leven betekent ook stilstaan, rust nemen. Hiermee zijn ze tegelijk weer de trendsetters van een nieuwe norm over hoe te leven.
Mensen als Dirk de Wachter, maar ook Christine Brinkgreve en Trudy Dehue (zie bijvoorbeeld in de bundel De vrijheidsillusie, 2018) gaan nog een stap verder en benadrukken dat zelfmanagement en keuzevrijheid illusies zijn. Zij proberen andere inzichten aan te dragen om met gevoelens van leegte en stress om te gaan door de blik naar buiten te keren. Door te laten zien hoezeer onze omgeving en de ervaringen die we daarin op doen van invloed zijn op ons leven en hoe we daarbij de rol van toeval maar al te makkelijk over het hoofd zien. Het leven hangt veel meer met toevallige wendingen, ontmoetingen samen. Het gaat er minder om je pad te kennen, maar om te zien wat er op je pad komt en hoe je – beïnvloed door onze opgedane ervaringen – daar mee omgaat. Of zoals Daniel Schreiber het in zijn boekje Thuis (2018) uitdrukt: ‘misschien leiden ongeluk en rusteloosheid toch hun eigen leven, duren ze zolang als ze duren, eisen ze hun eigen ruimte op en komen ze zodoende ook tot hun eigen einde’. Deze mensen komen meer met sociologische en filosofische overdenkingen die – althans zo is mijn ervaring – erg helpen als je je weer eens onbewust meegesleurd voelt door alle bovengenoemde duistere kanten van de keuzelevensloop. Overdenkingen die je meteen weer doen beseffen ‘Hallo, ik zit in een soort neo-liberale reclame die mij probeert aan te praten dat het nooit goed genoeg is en ik steeds van alles mis’ en die je houvast geven om anders in het leven te staan. Ik houd een lijstje bij van overwegingen en tools die mij erg aanspreken en waarvan ik heb gemerkt dat ze ook bij anderen erg goed werken.
Grip op je leven: het vertellen van je geleefde levensverhaal
Wat ik al jarenlang heb ervaren is dat het schrijven (of podcasten of vloggen) van je levensverhaal een soort omkering kan zijn. Zo ontdek je hoezeer jouw omgeving jouw denken en keuzes heeft beïnvloed. In wat voor tijd in wat voor soort buurt en school groei jij op, met wat voor soort familie en vrienden? Welke keuzes krijg jij daardoor voorgeleefd? Juist door die context en netwerken te bekijken kun je dus meer grip op je leven krijgen. Door het vertellen van je levensverhaal zie je hoe er dingen op je pad kwamen als je je openstelde voor nieuwe ervaringen zonder die vooraf te willen kennen. Dan kun je ook beter zien hoe je je ervaringen kunt uitbreiden door van context te veranderen of je netwerk uit te breiden. Juist door het besef van de omgevingsinvloed op je leven zie je de rijkdom in je leven en de rijkdom aan opties die er ook nog kunnen zijn.
Het doel van het vertellen van je levensverhaal is niet een zo nauwkeurig mogelijke reconstructie, maar het opnieuw betekenis verlenen aan je leven. Je gaat vanzelf een soort logica maken in je verhaal en daar betekenis aan geven. In verhalen van mensen die van sociale context wisselen is dat vaak goed te zien, denk aan sociale stijgers of dalers, migranten, vrouwen die zich emanciperen, homoseksuelen die uit de kast komen. Juist door hun verhaal te vertellen geven ze vorm aan die bewustwording en krijgt daarmee hun zelfbewustzijn vorm. En een hernieuwd zelfbewustzijn gaat altijd gepaard aan meer levenslust.
Grip op je leven: het vertellen van je gedroomde levensverhaal
En wat bij dat vertellen van je levensverhaal juist ook belangrijk is, is dat je blijft vertellen over je dromen. Alleen dan niet als een onrustig makende nog altijd na te jagen toekomst of het benoemen van dromen als probleem van niet-geleefde levens. Nee, belangrijk is juist om dromen te zien als onlosmakelijk verbonden met het levensverhaal dat we over onszelf vertellen. Maarten zou Maarten niet meer zijn als hij in zijn vriendengroep niet steeds weer zijn droom over een schapenboerderij in Australië zou vertellen. Daniel Schreiber verwoordt dat in zijn boek Thuis weer prachtig: ‘dat we onze verlangens naar niet geleefde levens niet buiten onszelf of (als we nog jong zijn) in de toekomst of (als we ouder worden) in het verleden plaatsen maar zien als een wezenlijk onderdeel van ons werkelijk leven, als onderdeel van wie we zijn, als onderdeel van ons levensverhaal zelf. We ervaren deze fantasieën alleen als tragisch omdat we ze niet in ons leven integreren, maar ze zijn juist onlosmakelijk onderdeel van ons daadwerkelijk leven en zelfs noodzakelijk om te groeien’.
Benieuwd naar nog meer en nog concretere overdenkingen? Lees hier verder bij generatie 8.