Het is natuurlijk weer tijd voor lijstjes. Ik kan uren doorbrengen met muziek, boeken en films en hoe die ervaringen, emoties en zelfs geuren van ooit terug kunnen brengen. Maar voor iemand die heel erg veel leuk vindt en daarom niet wil kiezen, zijn lijstjes maken een ondoenlijke opgave. ‘Wat is je favoriete boek, dat je anderen graag aanbeveelt’, was de vraag die ik afgelopen week via mijn werk kreeg. Als de context duidelijk is dan weet ik haarfijn naar wat voor soort boek ik op zoek moet gaan. Ik kies een boek afhankelijk van waar ik ben en waarover en waarom ik dan iets wil lezen. En ik kan heel bemoeierig zijn om anderen iets aan te bevelen, maar dan moet ik wel weten om wie het gaat en wat die persoon aantrekt. Maar goed, een boek kiezen dus om zo het goede voorbeeld te geven in het bevorderen van leeslust. Daar wil ik natuurlijk aan meewerken, maar hoe dan als ik niet in het luchtledige kan kiezen? Het zette me aan het denken over mijn eigen leesbiografie en ik kreeg zin om daar wat over te schrijven. Misschien helpt het vertellen van je leesbiografie bij het bevorderen van leeslust.
Als kind zag ik mijn vader elke dag de krant lezen en ik herinner me zo goed een intens gevoel van ‘Dat wil ik ook’, de verwachting dat ik dan een soort geheime wereld zou ontdekken. Hoewel we nauwelijks boeken in huis hadden, probeerde ik alle letters om me heen te herkennen en bij mijn ouders ‘af te checken’. Ik voel nog de sensatie toen letters ineens een woord bleken, dat ik hardop kon zeggen. Geen verpakking was tijdens het eten meer veilig, een bezoek aan de badkamer werd een speurtocht naar de betekenis van al die letters op flesjes en tubes. Ik kon niet wachten om naar de kleuterklas te gaan in de veronderstelling dat ik dan eindeloos zou mogen lezen. Wat viel dat tegen! Geen boek heb ik daar vastgehad. Er werd vast wel voorgelezen, maar daar kan ik me niets van herinneren. En ook dat zegt waarschijnlijk iets over de kwantiteit of kwaliteit van dat voorlezen. Wat ik me helaas wel herinner zijn de eindeloze knutselwerkjes die ik moest doen. In mijn ogen totaal nutteloze matjes vlechten, papiersnippers scheuren en plakken; en nog steeds heb ik een vreselijke hekel aan ‘knutselen’. Meerdere keren ben ik weggelopen, maar wat dit alles in ieder geval opleverde was dat ik nog steeds heel erg veel zin in lezen had.
Toen ik eindelijk na al die lange jaren naar klas 1 mocht, waren mijn verwachtingen dan ook hoog gespannen. Nu zou het echte leren en lezen toch zeker gaan beginnen. Ik zie nog de letter b op het bord staan tijdens de eerste schooldag. Niet gewoon meteen boom, roos, vis, nee, echt alleen de letter b. Die zouden we de hele week gaan schrijven en oplezen. Ik kreeg gelijk straf, toen ik niet alleen de b oplas maar de rest van de tekst ging voorlezen. Maar goed, eindelijk, een paar weken?, maanden? later kregen we een leesboekje. Helaas bedoeld om klassikaal te lezen. Dat is samen met begrijpend lezen het allereerste wat volgens mij afgeschaft moet worden. Te traag voor de een, te snel voor de ander. De meeste boekjes las ik dan ook meerdere keren. Ik denk dat ik toch die leesdrang bleef houden, omdat ik zelf verder kon gaan. Én omdat ik in de klas kasten met andere boeken zag staan, die allemaal de belofte inhielden om eens gelezen te worden.
En toen kwam dat ene magische moment. We gingen met de klas naar de dorpsbibliotheek en ik was verkocht. Abonnementen waren toen voor kinderen nog niet gratis en ik was er dan ook nooit geweest. Het was misschien wel het mooiste cadeau van mijn leven, dat ik op het winnende getal had gegokt en een jaarabonnement kreeg. Volgens mij was de bieb maar twee middagen per week na schooltijd open. Het was er altijd heerlijk warm en er lag vloerbedekking. Ik kon meteen met een boek op de grond zakken en daar gewoon een uur blijven zitten. Zó moet een klaslokaal er voortaan uitzien: een warme, zachte verhalensnoepkast. En dat kinderen én leerkracht dan een paar keer per dag met een boek in een fijne stoel mogen wegkruipen, verder niks.
Als ik woensdagochtend wakker werd, was ik vol ongeduld en sensatie omdat ik ’s middags weer naar de bieb mocht met het vooruitzicht op het ontdekken van onverwachte en onbekende onderwerpen. Ik kon ineens helemaal in beslag genomen worden door Indianenstammen in Canada of het keizerrijk van China. Dat kinderen eerst van ‘dichtbij’ en dan pas naar ‘veraf’ kunnen, is nog zoiets wat we maar snel moeten vergeten. Ik zocht alles wat maar ver en exotisch was, helemaal anders dan mijn eigen wereld. Dat trok me ook zo aan in de boeken van Het kleine huis op de prairie die de moeder van mijn beste vriendin als serie in de kast had staan. Pionieren, verkennen van het onbekende: nog steeds kenmerkt dat mijn leeservaringen, hobby’s en favoriete werkzaamheden. En dat vond ik niet alleen in non-fictie, maar juist ook in romans die je meenamen in hoe levens ook konden zijn. De opwinding toen de bibliothecaresse mij toestond bij de afdeling voor volwassenen te kijken, waardoor de ontdekkingstocht weer verder kon gaan en ik steeds meer boeken als gelezen kon beschouwen. En toen de eerste keer naar de ‘grote bieb’ in de stad, waar ik letterlijk fysiek even mijzelf geen raad wist. Voor het eerst het gevoel ‘hoe moet ik hier aan beginnen?’.
De bieb bood een uitweg uit mijn kleine, dodelijk saaie wereldje, een ingang tot kennis en oplossing voor mijn hunkering naar alles wat anders was dan mijn eigen wereld, misschien aangewakkerd door dat ene boek dat we wel in de kast hadden staan: Witte Veder. Toen ik heel veel later in mijn leven deze exotische plekken ging opzoeken, was dat echt emotioneel, juist omdat het zo verbonden was met die vroegere leessensaties. En ik begon aan het ‘pakketjes’ lezen.. een hele serie Pim, Frits en Ida, De Vijf. Spannende boeken die ik meteen al kon naleven door de bossen af te struinen naar ‘schuilplaatsen’ en ‘schatten’. Achteraf zie ik pas hoe die boekjes bij hebben gedragen aan mijn ‘gendersocialisatie’: het voorop lopen op zoek naar iets zat er al vroeg in, maar ik was me ook erg bewust van mijn rol om te zorgen dat de juiste spullen en eten en drinken mee gingen.
Met het dagboek van Anne Frank begon mijn interesse in geschiedenis ‘dichterbij’ en ik vervolgde de kinderboeken met klassieke Nederlandse schrijvers: eerst Wolkers, toen Hermans en Reve en natuurlijk ook ‘lijstklassiekers’ als Nescio, Van Eeden, Multatuli. En wat een ontdekking waren schrijfsters als Dorrestein, Minco, Haasse. Totdat ook de Anglosaksische literatuur in beeld kwam die mij al gauw meer in beslag nam, weer vanwege het inkijkje in zulke ‘andere’ werelden. Het lezen voor de lijst was voor mij op de middelbare school alleen maar een keuzeprobleem. Maar dat is dan ook wel het enige positieve dat ik over die middelbare school te melden heb. Ik raakte daar compleet de weg kwijt en werd de laatste jaren een echte thuiszitter. Maar mijn leeservaring en leeshonger zijn volgens mij mijn redding geweest. Toen ik thuiszat, kwam de rust en daarmee de verveling. Computers en internet bestonden nog niet. Ik begon zelf in mijn studieboeken te bladeren en ik merkte dat mijn gevoel van enorme leegte weer gevuld raakte. Ik las en las en genoot van alle kennis die toen wel binnenkwam en via zelfstudie kwam ik die middelbare school ineens prima door.
Natuurlijk heb ik pas achteraf – tijdens én dóór mijn studie – de relatie tussen herkomstmilieu/cultureel kapitaal en lezen gelegd. Wat als ik die bibliotheek niet had ontdekt, doordat ik de kans kreeg dat abonnement te winnen? En wat als iemand geholpen had bij de keuze van boeken? Op de middelbare school kwam ik er achter dat ik weliswaar heel veel over China, varkens, insecten, overleven in de natuur en speuren naar schatten wist, maar dat je daar maar bar weinig aan had. Mijn kennis was letterlijk wat al te exotisch in vergelijking met die van medeleerlingen die over piano spelen, Bach, Rome en de Odyssee van Homerus spraken. Ik mocht dan heel snel en makkelijk kunnen lezen en leren, ik bleek toch een ‘achterstand’ te hebben in wat ik later leerde benoemen als ‘cultureel kapitaal’. Maar toch, ik heb zoveel zelf uit mijn ‘biebboeken’ kunnen leren en zo snel leren lezen. Twee zaken die volgens mij heel veel hebben bijgedragen aan de stappen die ik in het onderwijs heb gezet en misschien nog wel meer aan wat en hoe ik buiten dat onderwijs leerde en nog steeds leer.
Toen ik eindelijk een studie mocht kiezen, al had ik geen idee wat, koos ik iets wat over zoveel mogelijk onderwerpen ging die ik in mijn leven interessant had gevonden. Ik ontdekte de hele dikke non-fictie boeken, liefst zo theoretisch mogelijk en in zoveel mogelijk opzichten met allerlei zaken in de maatschappij verbonden. Ter afwisseling en om aan mijn zucht naar onbekende plekken tegemoet te komen, terwijl ik daarvoor het geld nog niet had, las ik vooral reisverhalen. Bergklimboeken werden een nieuwe fascinatie; vraag mij hoe je de Mount Everest moet beklimmen. Ook literatuur over de ‘andere kant van de het IJzeren Gordijn’ wakkerde nieuwe fascinaties in mij aan. En dat is volgens mij precies het punt waar herkomstmilieu een afdruk heeft achtergelaten. Het lezen bleef vooral een fascinatie en reis in mijn hoofd. Er waren geen ouders of rolmodellen die stimuleerden of voorleefden zo’n fascinatie ook echt uit te leven, door bijvoorbeeld een bepaalde studie te kiezen, op reis te gaan of gewoon – wat ik zo vaak fantaseerde – mijn tas te pakken en op de trein naar China te stappen om daar een tijdje te gaan kijken en schrijven. Hoe had dan mijn leven er uit gezien?
Hoewel mijn eerste studiekeuze alles met mijn herkomstmilieu te maken had (cum laude gymnasium via zelfstudie maar niet naar de uni durven, afgeremd worden een onbekende studie ‘ver weg’ te kiezen etc: zie mijn blog over schoolbiografie), had ik niet kunnen bedenken hoe die studiekeuze de tweede opening geweest is naar het gedroomde andere leven. Docenten en studiereizen uit mijn studietijd hebben mij inzicht in de werking van sociale mechanismen gegeven en in dit geval vooral in de werking van cultureel kapitaal als sociaal mechanisme. Toen werd mij duidelijk dat zelfs de keuze van de soort boeken en smaak daarmee te maken heeft. Ik ging begrijpen waarom medeleerlingen op de middelbare school zo ‘anders’ waren en hoe milieu effect blijft hebben op eigen talenten.
De docenten en studiereizen uit mijn studietijd zijn mijn inspiratiebron geweest voor mijn uiteindelijke favoriet: contextlezen. Lezen over een plek waar ik op dat moment (geïnteresseerd in) ben en waarin het maatschappelijke en persoonlijke worden verweven. Het China van Mao, de Wereldoorlogen, Wendeliteratuur die mijn fascinatie voor de DDR en vooral Berlijn pas echt diepgang gaf. Boeken over Amerikaanse hoofdpersonen in New York of juist ergens in Montana. En tijdens langere verblijven in Japan hebben Japanse romans mij pas echt inzicht in die maatschappij gegeven; hoe hoofdpersonen denken, waarover ze praten, hoe verschillende sociale groepen hun leven beleven. Sinds een paar jaar gaan in de zomer romans die zich afspelen in de Oost-Europese geschiedenis van de afgelopen eeuw weer met mij op reis naar die landen.
En dan 2020…. Wat ik nu misschien het meeste mis is het fysiek kunnen snuffelen in boekwinkels om onverwacht weer een pareltje tegen te komen. Maar ach, nu wel zoveel tijd over om te lezen. Ultieme leeservaringen zijn zo persoonlijk, omdat ze met een bepaalde tijd en plaats in je leven te maken hebben en ze associaties oproepen met je eigen herinneringen, dromen of fascinaties. Dat roep ik zo weer op als ik voor mijn boekenkasten sta. Voor mijn geen ‘clean desk’ werkomgeving, omdat ook mijn hoofd dan geheel ‘clean’ blijft. Daarom moet ik boeken kunnen zien, vasthouden, doorbladeren; ook als ik aan het werk ben. Dus tsja, welk boek beveel ik aan. Geef mij zelf een tip, zeg wat en welke plek en welke tijd je aanspreekt, en ik zoek wat voor je.
Lees ze in 2021! En laat die boeken vooral lekker overal rondslingeren.