In mijn slotpleidooi bij het SPUI25-debat ging ik in op wat we nu wel en wat we juist niet met het begrip generatie moeten doen. Daar wil ik in een artikel opnieuw bij stil staan. Ik zal benadrukken dat we niet op kenmerken maar op kansen moeten letten van generaties. En dat het zaak is voorhoedes binnen een generatie te onderscheiden en te letten op wat zij doen.
In een ander artikel ga ik in op de beelden van de jongere generatie. Kloppen die? Of zijn het eerder hardnekkige clichés die door de media zélf in stand gehouden worden? Discussiëren of beelden kloppen heeft weinig zin, maar de beelden hebben wel belangrijke werkingen. Mensen zien nu eenmaal wat in generaties, ook al bestaan ze in de werkelijkheid niet. Daar komt nog bij: meer dan ooit is jeugd de norm geworden. Iedereen wil jong blijven, ook 70+ ers doen nog jonge dingen als sporten, reizen, uitgaan. Het verhaal over eeuwig jong zijn, hangt ook sterk samen met het verhaal over de keuzebiografie: (het idee dat) mensen hun leven naar eigen keuze kunnen inrichten en niet meer door bijvoorbeeld leeftijd, gender of sociale herkomst een bepaald standaard pad opgestuurd worden. Maar ook dan is de vraag: zijn we echt zo vrij in de keuzes die we maken? En omgekeerd: wat levert die keuzevrijheid ons op? Daarover meer in het artikel.
Inmiddels zijn de twintigers van generatie Y van toen dertigers geworden. Maar nog steeds het meest in beeld als het gaat om ‘de jongere generatie’. Dat neemt niet weg dat er door marketeers al weer nieuwe generaties gemunt zijn, zoals de post-Millenials of generatie Z. Deze generatie heeft geen wereld zonder internet gekend, is een soort van streaminggeneratie (Netflix, podcasts, Spotify). Maar Z-ers hebben in hun jonge jaren ook crisis en terreur leren kennen, waardoor ze weer wat meer zijn gaan hechten aan familie en vrienden dichtbij, ze wat minder ambities zouden hebben dan hun voorgangers en juist meer oog voor duurzaamheid. Maar ook de Y-ers kwamen ná hun studie en eerste werkjaren van een wat koudere kermis thuis. Als dertigers zijn ze nu in beeld als generatie die het moeilijk heeft om aan goed (laat staan vast) werk en aan woonruimte te komen. Al blijft ook het positieve beeld van de vrije zelfstandige die van het ene creatieve project naar het andere hopt hardnekkig overeind. In een ander artikel ga ik in op deze zelfstandige creatievelingen en hun manier van leren en werken. Mijn promotieonderzoek ligt aan de basis van dit artikel. In dat onderzoek stonden levensverhalen van jongere mensen centraal die een soort ideaaltype zijn van de trend om ‘je eigen biografie en daarmee identiteit naar eigen keuze vorm te blijven geven’. En die dat doen als creatieve kenniswerkers en daarmee een levend voorbeeld zijn van verhalen en theorieën over leren en werken in een kennissamenleving. Je zou het levensverhalen van de voorhoede/naamgevers van de jongere generaties kunnen noemen. Wat zijn sleutelkenmerken in hun levens? Zijn die voor iedereen weggelegd? En houden ze zelf hun leven op deze manier vol of verandert dat toch gaandeweg?
En of het nu over de Y-ers of Z-ers gaat – het onderscheid tussen Y-ers en Z-ers blijft immers vaag – momenteel krijgen verhalen over de ‘opgebrande’ generatie veel aandacht. Er zijn boeken en tv-programma’s over verschenen, maar de oplossing lijkt nog niet gevonden. Het lijkt of steeds meer mensen aanvoelen dat we er met psychologische, ‘in tien stappen naar jouw kern’-plannen er ook niet komen. Zingeving is weer een belangrijk woord geworden en daarvoor blijkt veel meer nodig dan nadenken over jezelf. Hoe geef je betekenis aan jouw eigen leven en plek in de maatschappij? Filosofen (zie Stine Jenssen, Lammert Kamphuis) staan in de belangstelling evenals meer geesteswetenschappelijke duidingen van de ‘opgebrande’ generatie (zie bijvoorbeeld Bregje Hofstede). Er zijn zelfs weer voorzichtige pleidooien voor de sociologie (Mark van Ostaijen is een mooi voorbeeld). Woorden als neerwaartse mobiliteit, intergenerationele solidariteit, de betekenis van thuis, werk en vrije tijd, de paradox van de keuzebiografie: allemaal zaken die levensverhalen van nu sociologisch inzichtelijk kunnen maken. En hoe beter we de wereld om ons heen kunnen begrijpen, des te beter we die wereld en ons eigen leven kunnen accepteren. Het vertellen van levensverhalen en inspiratie halen uit fictie zijn daarbij net zo belangrijk. Aan dit soort invalshoeken en hoe je daarmee je leven betekenisvoller kan maken geef ik in meerdere artikelen aandacht.