Generatie 8 Ongelukkig als zelfmanager van je leven: filosofische tips

In eerdere artikelen schreef ik over de prestatiesamenleving die het beste opgevat kan worden als een nieuw levensloopideaal (generatie 4). Dit ideaal legt ons heel subtiel de norm op om onszelf te dwingen een uniek leven te leiden, waarbij we de illusie hebben dat we daarbij alles zelf in de hand hebben (generatie 5). Een ideaal waarbij we ons als zelfmanagers steeds afvragen welke keuze we gaan maken (op alle terreinen van het leven) en steeds blijven afwegen of het de juiste keuze is. En als we denken manager van ons leven te zijn, dan is het niet om kunnen gaan met de keuzedruk een kwestie van persoonlijk falen: iets waar je zelf voor kiest, want je hebt toch immers alles zelf in de hand? Zolang dit de redeneertrant is van mensen zien we het dus als een zuiver psychologisch, individueel ‘probleem’, blijven de zelfhulpboeken in de best sellers lijsten en blijven de wachtkamers van de geestelijke gezondheidszorgers vol zitten. Het regime van de DSM dwingt deze zorgers om symptomen terug te voeren op individuele stoornissen die in het brein te lokaliseren vallen (zie de uitgebreide analyse van Bert van den Bergh in De schaduw van de zwarte hond uit 2019). Zie daar de toename aan diagnoses als burn out, depressie, adhd enzovoort.

Het is niet voor niets dat tegenkrachten zichtbaar maken dat lege en depressieve gevoelens van mensen te maken hebben met het opgedrongen levensideaal en dat ze dus vooral met de sociaal-historische context in verband gebracht moeten worden. Deze mensen komen meer met sociologische en filosofische overdenkingen die – althans zo is mijn ervaring – erg helpen als je je weer eens onbewust meegesleurd voelt door alle bovengenoemde duistere kanten van de keuzelevensloop: lees generatie 6 als je daar meer over wilt lezen. In generatie 7 gaf ik als tip hoe het vertellen van je geleefde levensverhaal erg kan helpen. Ook ging ik in op het belang van je gedroomde levensverhaal. Alleen dan niet als een onrustig makende nog altijd na te jagen toekomst of het benoemen van dromen als probleem van niet-geleefde levens. Nee, belangrijk is – Daniel Schreiber verwoordt dat in zijn boek Thuis heel erg mooi – ‘dat we onze verlangens naar niet geleefde levens niet buiten onszelf of (als we nog jong zijn) in de toekomst of (als we ouder worden) in het verleden plaatsen maar zien als een wezenlijk onderdeel van ons werkelijk leven, als onderdeel van wie we zijn, als onderdeel van ons levensverhaal zelf. We ervaren deze fantasieën alleen als tragisch omdat we ze niet in ons leven integreren, maar ze zijn juist onlosmakelijk onderdeel van ons daadwerkelijk leven en zelfs noodzakelijk om te groeien’.

Oordelen relativeren en loslaten

Het mooie van het vertellen van jouw levensverhaal is dat je het dus kan hervertellen en opnieuw betekenis kan geven. Filosofische tradities kunnen daarbij helpen. Ik vind bijvoorbeeld de lessen van de Sceptici dan heel rustgevend. Net als Dirk de Wachter praten ze over vervelende ervaringen die er bij horen. Ze wijzen dan vooral op het belang om niet te oordelen. Als het slecht gaat dan gaat het slecht, maar dan moet je het dus niet ook nog eens vervelend vinden dat het slecht gaat. Door negatief te oordelen gaat het nog slechter. Zie ook hoe je ontevreden wordt als je je vergelijkt met anderen en focust op wat je níet heb. Keer het eens om: ‘Waarom is wat je hebt juist wel ok?’. Probeer net zo lang het oordeel om te draaien totdat je niet meer weet of het negatieve of positieve oordeel sterker is. Dan word je bevrijd van het oordeel dat zo onrustig maakt. En sowieso, aldus de Sceptici, voor je eigen gemoedsrust: neem afstand van oordelen die onrustig en ongelukkig maken. Kortom: negatieve gevoelens en mensen mijden, stoppen met pijnlijke vergelijkingen en focussen op mensen en zaken die je echt iets brengen, die betekenisvol zijn, waar je wat van leert. Steek daar je energie in.

En het mooie is dat de Sceptici die oordelen ook verbinden aan de maatschappelijke context en daarmee dus meteen de relativiteit van oordelen laten zien. Je hebt immers van jongs af geleerd bepaalde dingen mooi of lelijk, goed of slecht te vinden: zie daar hoe context bepaald oordelen zijn. En oordelen worden ook door historiciteit beïnvloed: als je net een prachtige film hebt gezien dan valt het tv programma daarna waarschijnlijk tegen, terwijl dat zelfde programma een verademing kan zijn als je net uit een uiterst trage niet te volgen film komt.

In je comfortzone

Ook Aristoteles heeft overdenkingen die de onrust en negatieve zelfoordelen, die zo kenmerkend zijn voor de keuzelevensloop, weg kunnen nemen. Hoewel Aristoteles benadrukt dat we pas gelukkig worden als we onszelf ontplooien, is het een verademing te lezen dat hij dan iets heel anders bedoelt dan wat er nu in de prestatiesamenleving onder zelfontplooiing verstaan wordt. Het gaat er niet om om alles uit het leven te halen, maar om het leven, de maatschappij te geven wat jij te geven hebt. Je kunt dat uitleggen als in jouw comfortzone blijven: dat is de zone waar je je blij in voelt en waarschijnlijk ook goed in bent. Maar het gaat er wel om dat je je in die zone verder ontwikkelt, dat je op dat gebied zoveel mogelijk uit jezelf haalt. Je zou dat natuurlijk ook kunnen opvatten als uit je comfortzone komen. Maar het is toch echt iets anders dan het onrustige ‘steeds iets anders’ en ‘pak alles wat je kan’ en ‘haal alles uit het leven’. Want het is veel meer gericht op focus: focus op wat je echt ligt en waar je je echt goed bij voelt. Juist daarmee kan je echt betekenis hebben voor ‘de buitenwereld’.  

Focus en empathie

Dat focus belangrijk is om tot zelfrealisatie te komen lees je bij veel filosofen terug. Juist door je met iets te verbinden, je op iets toe te leggen blijf je niet meer ronddwalen in de zee van keuzeopties. En als je je ergens op focust dan krijg je houvast, richting en dat levert positieve gevoelens op. Denk aan de onrust die je ervaart als je nadenkt over vijftig mogelijke vakantiebestemmingen; dat is eigenlijk helemaal geen fijn of interessant gevoel. En ervaar dan hoe er een nieuwe wereld opengaat als je uiteindelijk voor die ene bestemming kiest en je daar alles over gaat lezen en romans en films gaat zoeken die zich op die locatie afspelen. Te veel opties doen ons juist de zin verliezen. Geen focus in een zee aan opties, maakt ons speelbal van prikkels en verleidingen. Alleen door focus kun je jezelf verder ontwikkelen en daarmee pas tot echte zelfverwerkelijking komen.

Alicja Gescinska voegt daar in mijn ogen in haar boek Thuis in muziek nog iets extra’s aan toe. Muziek is volgens haar ook zoiets dat tot focus dwingt, maar ook tot empathie. En dat laatste is volgens haar ook cruciaal om te komen tot zelfrealisatie. Elke kunstuiting vereist empathie, omdat je je moet inleven in het werk, de bedoeling van de maker. En bij muziek ‘voel je met de muziek’ en daarmee met de mensheid mee. Muziek maakt je vertrouwd met een ander perspectief. Focus, empathie, het zijn allemaal kernwoorden die haaks lijken te staan op de kernwoorden van het huidige levensloopideaal waarin ‘meer’, ‘anders’ en het ‘eigen ik’ centraal staan.

Kijken vanuit andere perspectieven

Ik schreef hierboven al dat ik veel zie in Aristoteles’ overdenking over het verwezenlijken van wat er in ons zit, te doen wat we aangenaam vinden, omdat dat de dingen zijn waar we goed in zijn. Toch weet ik nog niet zo goed raad met het feit dat zijn overdenking betekent dat hij gelooft dat iedereen een bepaalde essentie heeft. Ik zie toch meer in een historiserende visie op het ‘zelf’. Dan zie je dat ‘het zelf’ in andere tijden en andere landen een andere betekenis heeft. En daarbij zie ik ook meer in een sociologische visie op het ‘zelf’ als een belichaming van onze ervaringen en van oordelen en blikken van vele verschillende anderen. Deze kijk op het ‘zelf’ relativeert enorm. Want dan zijn ambivalenties en tegenstrijdigheden in ons zelf niet iets ‘zieks’, iets wat we moeten oplossen, maar iets dat volkomen logisch is. Het zelf is een meerstemmig zelf waarbij opvattingen over hoe te leven ook tot een innerlijke dialoog zijn geworden. In ons zelf horen we de stemmen van de anderen, de verhalen uit onze tijd en de vele vaak tegenstrijdige verwachtingen die daarin doorklinken.

Via dat relativeren, kijken vanuit een ander perspectief kom ik toch weer bij Aristoteles terug. Dan gaat het om zijn deugdenethiek. Een deugd is een houding, een neiging tot een bepaalde manier van kijken en handelen. Bij de deugdenethiek gaat het er vooral om de juiste neiging te ontwikkelen. En ja, volgens Aristoteles, ligt het juiste – de deugd – in het midden. Kort door de bocht gezegd is moed een deugd, omdat moed in het midden ligt tussen overmoed en lafheid. Onze keuzes maken we op basis van een set aan deugden, waarbij het ‘juiste midden’ in elke tijd en situatie anders is. Er zijn echter vier zogenaamde kardinale deugden: maat, moed, rechtvaardigheid en wijsheid. Samen vormen ze de spil waar alle andere deugden om draaien: op basis van deze deugden kun je bij andere deugden ‘het juiste midden’ in de betreffende situatie bepalen. Christelijke deugden zijn juist extreme deugden: bij geloof, hoop, liefde gaat het niet om mate, maar juist om mateloosheid. En veel meer dan moed is bijvoorbeeld nederigheid een deugd. Maar er zijn ook meer eigentijdse deugden zoals tolerantie, respect, vriendschap en verantwoordelijkheid, terwijl deugden als vrijgevigheid, toewijding, geduld, zorgzaamheid, naastenliefde en barmhartigheid al bij de klassieke filosofen en de christelijke ethiek zijn terug te vinden. Wat het mooie is aan de deugdenethiek is dat we kunnen verkennen vanuit welke deugden we geneigd zijn te handelen en of we daarbij in het midden of aan een van de uiterste polen van een deugd zitten. Maar ga dan eens het gedachtenexperiment aan: hoe zou je handelen als je vanuit een heel andere deugd zou reageren? Welk effect zou dat op de interactie hebben? Hoe zou jij je daardoor voelen? Hiermee veel oefenen kan je letterlijk tot een ander mens doen voelen.

Het kijken vanuit een ander perspectief kan dus heel relativerend werken en daarmee ook rust en houvast geven. Wat daarbij ook heel veel oplevert is niet het vergelijken met anderen maar het afkijken bij anderen. Literatuur en films zijn ideaal als veilige oefenwereld waarin we van rolmodellen kunnen leren hoe het kan of juist niet kan. Misschien is dat een verklaring waarom realistische series met ‘echte’ mensen zo enorm populair zijn? Hebben mensen, al is het onbewust, al in de gaten hoe een blik naar buiten juist kan helpen om jezelf beter te voelen? Hoe goed het ook doet om via het afkijken van anderen jezelf een spiegel voor te houden, en het liefst misschien nog wel een lachspiegel? En hoewel het bij kunst in de eerste plaats moet gaan om de esthetische waarde, werkt kunst ook als die spiegel die je alleen ziet als je de blik naar buiten keert? Welke herinneringen roept een kunstwerk op? Waarmee identificeer je jezelf of juist niet? Waarom word je geraakt door een kunstwerk: welke hoop of verwachtingen roept het werk op?

Een ethiek van genoeg

Een belangrijke kern van alle filosofische tips lijkt toch wel de aanbeveling om het idee van ‘nooit genoeg en nooit goed genoeg’ los te laten. Het kiezen uit een beperkter aantal opties en het wél kiezen en daarmee focus verkrijgen maken mensen gelukkiger. En daarbij te bedenken dat goed genoeg ook goed is. Het continu leiden van een piekleven is niet vol te houden, vooral niet als de druk van verwachtingen om steeds meer en steeds beter vanuit onszelf komt. Vooral niet omdat de meesten hierop reageren met schilden die dit alles alleen maar versterken. Het wantrouwen van geluk is zo’n schild. Zo scherm je jezelf af en ben je voorbereid op teleurstelling in plaats van dankbaar te zijn voor elk beetje geluk dat zich juist op gewone momenten openbaart. Een ander schild is het idee dat als je alles perfect doet het wel goed zal zijn en je kritiek en zelfverwijt kunt voorkomen, terwijl zelfverwijt nu juist voortkomt uit perfectionisme. Zelfverwijt maakt ons nog kwetsbaarder, terwijl we ook begripvol op onszelf zouden kunnen reageren. En we zouden moeten erkennen dat we menselijk zijn, geen perfecte robots. De sceptici zouden zeggen: beter de wandeling naar de stad dan de marathon die ik toch niet ga lopen. Misschien hebben we al lang gevonden waar we ons prettig bij voelen.

Loslaten en overgave

Een andere belangrijke kern van de filosofische tips is het benadrukken van het belang van loslaten en overgave. We bedenken te weinig hoezeer onze omgeving en de ervaringen die we daarin opdoen van invloed zijn op ons leven. Probeer je alleen al maar eens in te denken hoe jouw leven zou zijn als je nu 12 jaar bent of als je in 1960 een vijftiger was. Of dat je niet hier maar in een Indiaas dorpje leeft. Ook zien we daarbij de rol van toeval maar al te makkelijk over het hoofd. Het leven hangt veel meer met toevallige wendingen, ontmoetingen samen. Het gaat er minder om je pad te kennen, maar om te zien wat er op je pad komt en hoe je – beïnvloed door onze opgedane ervaringen – daar mee omgaat of niet mee om kunt gaan. Je kunt dus ook ongeluk niet opheffen, het hoort bij het leven. Of zoals Daniel Schreiber het in zijn boekje Thuis (2018) uitdrukt: ‘misschien leiden ongeluk en rusteloosheid toch hun eigen leven, duren ze zolang als ze duren, eisen ze hun eigen ruimte op en komen ze zodoende ook tot hun eigen einde’. Gewoon doorlopen, een vaste routine volgen, gedisciplineerd werken zijn allemaal zaken die hierbij ook kunnen helpen.

Verbinding met de wereld buiten aangaan

Een derde belangrijke boodschap van de filosofische tips is je blik letterlijk naar de buitenwereld verplaatsen. Om Daniel Schreiber nog maar eens aan te halen: ‘Misschien gaat het er alleen maar om de eigen negatieve gevoelens niet te veel betekenis toe te kennen en de focus te verleggen naar de wereld waarin je leeft’. Hoe waar dat is. Want de focus naar anderen verleggen werkt zeker helend. Ik denk niet dat dit weglopen van je eigen problemen is, zoals sommigen zullen tegenwerpen. Juist het omgaan met de ander, het anderen zien ontwikkelen mede door jouw toedoen, maakt dat je zelf ook meer zin en betekenis ervaart. Als je jezelf niet kunt helpen, kun je anderen helpen. Activisme helpt ook want dan verbind je je met iets (Zie ook Eva Meijer, De grenzen van mijn taal). De te grote gerichtheid op het eigen ik maakt dat we daarin verdrinken en niet meer de verbinding aangaan met de ander, die juist de essentie is van het bestaan. Dirk de Wachter gaat hier in zijn Borderline times uitgebreid op in. Bedenk maar wanneer je echt grote zin ervaart en een gevoel van diepe betekenis: dat is niet (of althans niet van lange duur) als we toch voor de gele jurk kiezen, als we niet zwichten voor het taartje of juist heel bewust daar van genieten, als we de tiende stedentrip van het jaar maken. Geluk draait niet alleen om genieten, maar veel meer om engagement: ergens echt op betrokken zijn en daardoor flow ervaren juist omdat je zo ook echt voor jou belangrijke doelen kunt bereiken. En dat engagement heeft dan bijna ook altijd te maken met verbonden zijn met anderen, iets ‘doen of maken’ voor de ‘ander’. Want ook dat roept een andere belangrijke zingever op: het gevoel onderdeel te zijn van een groter geheel (transcedentie). De enige echte diepe zingevers hebben bijna altijd te maken met situaties waarin engagement, solidariteit en gemeenschapszin belangrijk zijn.

Generatie 8 Ongelukkig als zelfmanager van je leven: filosofische tips
Schuiven naar boven